1987
Simon Schama
In 1987 hield de Britse cultuurhistoricus Simon Schama (1945) de Mondrian Lecture, genaamd ‘Shades of Meaning – on the Possibility of Colour Cultures’ in de Stadsschouwburg in Eindhoven.
Bestaat er een cultuurgeschiedenis van kleur? Een scherpe vraag, vindt Schama, aangezien de historische discipline zich het liefst kleurloos ziet, intellectueel transparant en objectief. Populair geschreven historische literatuur kleurt de geschiedenis naar believen en dat is slecht, menen academici. Schama behoort niet tot deze strenge soort historici, integendeel, hij noemt zich zelfs schaamteloos subjectief. Maar ook voor hem is het onderwerp kleur – in de kunstgeschiedenis – een recalcitrant probleem. Van alle elementen waaruit een schilderij is samengesteld is kleur het minst vatbaar voor enige systematische culturele analyse. Iconologie bijvoorbeeld, de wetenschappelijke methode die de voorstelling van een kunstwerk interpreteert, gaat uit van betekenissen die buiten het schilderij liggen en in verband staan met andere historische bronnen. Ook een formele kwaliteit als tekentechniek kan worden onderzocht met behulp van historische bronnen over proportieleer of perspectief.
Kleurkeuze
Kleur echter behoort tot de esthetiek van het geschilderde oppervlak, product van twee mogelijke impulsen – de naturalistische en de esthetische. Beide schijnen zich niet te lenen voor historisch onderzoek. Enerzijds lijkt de kennis van de optische perceptie en de schilderkunstig vertaalde illusie daarvan te universeel om beïnvloed te kunnen zijn door zoiets als smaak. Anderzijds schijnt de willekeurige kleuresthetiek van individuele kunstenaars te persoonlijk om ook maar iets algemeen geldigs te kunnen zeggen over cultureel bepaalde keuzes. Kleur is een onontgonnen gebied in de kunst- en cultuurgeschiedenis. Schama onderkent de problemen van het cultuurhistorisch onderzoek naar kleur, maar laat zich hierdoor niet afschrikken. In deze Mondriaan Lecture geeft hij zijn cultuurhistorische visie op kleurgebruik in kunst en architectuur. Hij vraagt zich af of er kleur-culturen in westerse kunst zijn aan te merken. Zo ja, zijn dat lokale systemen met eigen associaties en betekenissen? Hoe zijn die begonnen, bestaan ze nog of zijn ze teloor gegaan? En als er meer systematiek in zit dan slechts het aangenaam zinnenstrelend willen zijn, welke criteria bepalen dan de kleurkeuze?
Kleursysteem
Dit zijn, zegt Schama, uitdagend grote vragen en hij wil aantonen dat ze serieus zijn ook. Hij gaat vervolgens in op een aantal voorbeelden in de beeldende kunst, te beginnen bij Piet Mondriaan. Die was een groot deel van zijn leven bezig om kleur te bevrijden van een figuratieve associatie. Sociologisch bepaalde kleurcodes zijn hier niet van toepassing. Zowel van Mondriaans werk als dat van die andere grote Nederlandse modernist Van Gogh, kun je zeggen dat kleur spectaculair bevrijd werd van zijn naturalistisch keurslijf. Kleur was een middel geworden om nieuwe artistieke doelstellingen te formuleren. Schama wil aantonen dat zij, om dit te bereiken, een hele chromatische ontwikkeling hebben moeten doormaken, waarbij hun kleursysteem noch individueel noch abstract was, maar juist algemeen gebruikt en historisch herkenbaar.