1989
Arthur Müller Lehning
De Mondrian Lecture van 1989, genaamd ‘A defence of Utopia’ werd gehouden door de dan 90-jarige Arthur Müller Lehning (1989 – 2000), politiek activist en in 1927 oprichter van de internationale revue i 10.
De val van de muur
De keuze voor Arthur Müller Lehning staat niet los van de opzienbarende ontwikkelingen in de DDR – daags na de Mondriaanlezing valt de Berlijnse Muur. Lehning memoreert hoe hij enkele jaren geleden, in een door Hans Keller gefilmde terugblik op zijn verblijf in Berlijn, bij de Muur stond, waar hij op verzoek van Keller de volgende woorden van Hegel citeerde: ‘Das einzige das die Geschichte lehrt, ist daß Völker und Staaten nichts von der Geschichte lernen.’ Waarom hij dat daar zo braaf opzei, is hem achteraf een raadsel. (‘Mijn ervaring met televisiemensen is, dat men zich ten opzichte van hun directieven nogal schaapachtig gedraagt.’) Maar misschien is het zinvoller zich af te vragen of Hegel met deze historische woorden gelijk had, en zo ja, waarom. Een redelijke vraag, nu deze eeuw zich ten einde spoedt en men zich af kan vragen hoe het met de politieke, sociale en culturele toestand in de wereld gesteld is. Het is het einde der ideologieën, voorspellen sommigen, gezien wat zich op dat moment in Oost-Europa voltrekt. De tijd zou aanbreken dat de liberale democratie, met haar systeem van de markteconomie, niet meer door andere systemen wordt bedreigd.
Lehning geeft toe dat er veel in Oost-Europa gaande is, even opzienbarend als onvoorspelbaar. Maar uit de gebeurtenissen van de laatste tijd zijn nog wel andere conclusies te trekken dan het aanbreken van ‘een gouden eeuw’. Deze visie is namelijk nogal eurocentrisch, de Derde Wereld wordt bijvoorbeeld geheel buiten beschouwing gelaten. Dit jaar (1989) werd in Frankrijk uitbundig herdacht dat tweehonderd jaar geleden de mensenrechten werden geproclameerd. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze, zoveel jaar later, ook zijn doorgevoerd. Bakoenin was profetisch in zijn uitspraak dat de revolutionairen van zijn tijd de toekomstige dictators van de revolutie zouden zijn, even centralistisch en despotisch als hun voorgangers, die evenzeer het volk tot gehoorzaamheid zouden dwingen. Helaas zijn zijn woorden uitgekomen.
De vrije orde van Mondriaan
Deze rede draagt de naam Mondriaanlezing; het is niet verplicht over Mondriaan te spreken, maar het is evenmin verboden. Lehning zal dat doen, niet alleen uit zijn niet aflatende bewondering voor Mondriaans werk en sympathie voor zijn persoon, maar ook omdat hij hem rechtstreeks in verband kan brengen met het onderwerp van zijn lezing ‘A defence of Utopia’.
Mondriaan veralgemeniseerde de beeldende wetten die hij had ontdekt – het Neo-Plasticisme – en projecteerde deze op de stad. Zoals het schilderij uit zijn lijst moest worden bevrijd, zo moest de woning worden geïntegreerd in de stad, waar een evenwicht zou ontstaan door niet langer te denken in termen van straten met onafhankelijke huizen, maar door wooncomplexen als elementen in een evenwichtig opgebouwde stedelijke cultuur. Ofschoon Mondriaan geen architect was, had hij toch zeer concrete opvattingen over architectuur en vond hij dat architecten te veel concessies deden aan de eisen die door overheid, planologen en de bouwindustrie werden gesteld. Hij begreep daarentegen wel dat de realisering van het Neo-Plasticisme in de architectuur voorlopig onmogelijk was om economische en technische redenen. Wat Mondriaan als maatschappelijk en cultureel ideaal voor ogen stond was een vrije orde, wat in zijn werk tot uitdrukking komt. Toen hij zijn ideeën over het Nieuwe Beelden samenvatte in zijn Franse brochure Neo-Plasticisme, liet hij daar als motto aan vooraf gaan: ‘Aux Hommes Futurs’. Mondriaans werk is voor Lehning een concrete visie op de toekomst, een rechtvaardiging voor zijn ‘Defence of Utopia’.